woensdag 2 mei 2012

Kinderen van de onderwereld




Deze blog heet niet voor niets Serendipity.
Ik mik op het ene, en rol in het andere. Al doende komen de meest interessante, inspirerende mensen op mijn pad.
Al tijdens de afgelopen training heb ik er veel mogen ontmoeten, van die doorzetters, en ook nu nog heb ik dat geluk.
Één van die mensen was Claudia Schoemacher, ik vroeg haar over haar nieuwe programma, “Je ouders in de lik”- over de gevolgen voor kinderen als hun ouders gedetineerd zijn-, en over haar eigen jeugd.
Hieronder haar verhaal, ik ontmoette haar in haar woonplaats Den Haag.

Het geroezemoes komt me tegemoet bij de lunchroom waar we hebben afgesproken. Ik zie een strakke en kleurige inrichting maar de sfeer is warm, rommelig en gezellig.
Degene die ik hier zometeen ga ontmoeten; Claudia Schoemacher- van Zweden.
Ik verwacht de vrouw die ik van de foto’s ken, glamoureus en afgestyled. Tegelijkertijd zet ik me een beetje schrap, omdat haar uitstraling op die foto’s ook iets heel duidelijk maakt – probeer niks met me uit te halen want daar krijg je spijt van.
Als ze binnen komt en vrolijk zwaait moet ik even goed kijken: zwaai ik terug naar de goede persoon?
Ze is kleiner dan ik dacht. Ziet er jonger uit. Liever, ook. Zachter.
Bezweet, want net uit de sportschool, met de haren in een staart en in trainingsoutfit geeft ze me een zoen. Terwijl ze aanschuift begroet ze hartelijk het personeel, komt hier duidelijk vaker. Ik snap haar keuze voor deze plek, het past bij haar.

Je bent, als ik je zo zie, heel anders dan op de foto’s. Veel meisjesachtiger.

“Klopt, hoor ik vaker. Dat is nog het restje van vroeger wat ik meedraag, ik hou er sowieso niet zo van gefotografeerd te worden, maar zodra ik een camera op me gericht zie, verhard ik meteen. “Pas op, intruders.” Dat wordt wel eens vertaald in arrogantie maar het is natuurlijk gewoon een restje onzekerheid.”

Dat “vroeger” is de tijd die Claudia als klein meisje meemaakte toen haar vader gedetineerd was.. Was de arrestatie al een hele schok - ze vertelt dat ze twee pistolen op haar hoofd gericht kreeg- de tijd erna was nog veel karaktervormender.
Ze schaamde zich voor het feit dat haar vader in de gevangenis zat, ook omdat ze zich als kind identificeerde met zijn fouten: “Ze ( justitie, D.) vinden mijn vader verkeerd, dan zal ik ook wel verkeerd zijn.” Daarom vertelde ze er nooit over, maar droeg ze het als een groot geheim met zich mee. Kinderen willen tenslotte niets liever dan geaccepteerd worden. Haar vader? Die was gewoon naar het buitenland verhuisd.
“Dan kun je nooit oprecht jezelf zijn, wat echt teveel ballast is voor een kind.”

Ik merk dat sommige dingen nog steeds schuren, op zo’n moment wisselt ze van persoonsvorm. Nu ook , het eerdere “ik” wordt “een kind”.
Haar lichaamstaal zegt hetzelfde, het ene ogenblik buigt ze zich vol enthousiasme voorover, het volgende leunt ze naar achter met één arm achter haar rug. De andere arm gesticuleert vrolijk. Open en tegelijkertijd dicht. Dichtbij betekent meteen: afstand.

“Die afstand heeft er ook voor gezorgd dat ik op latere leeftijd vastliep, depressief werd. Ik overanalyseerde alles, stopte weg door middel van ratio om niet te voelen. Ik had mijn - toentertijd -  grote liefde van me weggejaagd, omdat ik simpelweg niet wilde geloven dat er iemand oprecht van me hield. Dat was eng. En dat deed ik rigoureus, door zijn uiterste grens op te zoeken; ik ging vreemd. Heel beredeneerd, want voor minder had hij me nooit losgelaten. Pas toen zijn nieuwe vriendin zwanger werd en ze verhuisden naar een prachtig huis in het buitenland, besefte ik dat ik alles wat waardevol was voor mij had weggegeven aan iemand anders, bijna met een grote strik er omheen.”

Dat klinkt destructief.

“Dat was het ook. Je geluk niet aankunnen is een vorm van zelfdestructie. Toen ik doorhad dat ik alles kwijt was kwam het verdriet los. Ik haatte mezelf omdat ik dat gedaan had, en ik dus niet bij machte was iets zo moois bij me te houden.”
Maandenlang lag ze ziek en huilend in bed, maar ze moest wel door. Werk hield haar op de been.
Het zo gemiste familiegevoel vond ze plaatsvervangend bij haar toenmalige werkgever Endemol, en uitte zich door een bijna overdreven toewijding: ze legde niet alleen voor zichzelf de lat hoog, maar ook anderen mochten de boel in haar ogen niet laten versloffen. Regelmatig werden collega’s die minder nauwgezet hun werk deden het slachtoffer van haar opgekropte agressie, ze vrat ze bijna op.
Toch bleef ze op een eilandje binnen deze familie zitten, pauzes bracht ze alleen door en van oogcontact moest ze niets hebben.

Na haar vertrek bij Endemol begon Claudia haar eigen PR bureau. Ik vraag of dat een manier was om via haar cliënten zichzelf te helpen. Het is gemakkelijker om een ander te boosten, je ziet eerder de waarde van een ander dan die van jezelf.

“Zo heb ik dat nog nooit bekeken, maar ik denk wel dat dat klopt. Ik wilde zélf nooit gezien worden, daar was ik te onzeker voor.”

Ondertussen waren de makers van het productiebedrijf  die “Het mooiste meisje van de klas” maakten haar nog steeds niet vergeten. Die Claudia, met haar heftige gedrag, daar moest een verhaal achter zitten.
Uiteindelijk kwam door deze uitzending, waarin ze voor het eerst vertelde over haar verleden, het deksel van de put.
“De reacties,”zo vertelt ze, “waren overweldigend. Mensen omhelsden me op straat, ik kreeg brieven van politiemensen, zij lieten me weten dat ze er nu voor het eerst achter kwamen wat het daadwerkelijk met een kind doet, zo’n inval. Voor hun was het ook een eyeopener, niemand had daar ooit eerder zo over getuigd.”

Wat deed dat met jou?

“Het was een enorme bevrijding. Ik had laten zien wie ik was. Voorheen ging ik met mijn man vaak naar gala’s, en dacht dan eigenlijk altijd dat ik daar niet echt thuishoorde, tussen allemaal die captains of industry. Alsof ik de boel aan het neppen was. Maar nu wist iedereen wie ik was, waar ik vandaan kwam, en als ik nu ergens uitgenodigd wordt weet ik dat het is om wie ik werkelijk ben. Het geheim is weg, dit ben ik, take it or leave it.”
Ze vertelt hoe toen het idee voor haar programma “Je ouders in de lik” begon te groeien.
“Het voelde bijna als een wedergeboorte. Er was een nieuwe Claudia opgestaan.  Die enorme lichtheid, dat gunde ik al die kinderen van gedetineerde ouders. Alleen niet op hun 39e, maar eerder. Om te voorkomen dat ze vastlopen in een later stadium, zoals mij dus vaker gebeurd is, maar meteen in hun puberteit al met een schone lei het leven in kunnen gaan. En dacht: ik ga mijn eigen cameravrees opofferen om een lans te breken voor al deze kinderen, laat mij maar het tool zijn om meer begrip te kweken.”



Tijdens het gesprek schakelt ze razendsnel, laat zich ook niet van een onderwerp afbrengen. Ik kan me voorstellen dat de kinderen en ouders met wie ze praat voor haar programma, ook omdat ze uit eigen ervaring spreekt, haar geloofwaardig achten om hun hart en pijndoosje voor te openen. Omdat ze hun ook woordloos kan aanvoelen. Ze confronteert  ouders met het gevoel van hun kind, en dat is vaak moeilijk te verhapstukken. Het haalt hun eigen pijn weer naar boven.

“Je voelt haarfijn aan of iemand een verhaal vertelt uit de theorieboekjes, of uit de praktijk. Ik vertel vanuit hun vertrekpunt. Als ik mijn school niet had afgemaakt, minder met mezelf was bezig geweest, maar steeds bij mijn vader op bezoek was geweest tijdens examens, had ik geen mooie baan bij Endemol gekregen. Geen PR bureau gehad. Dat komt anders over dan als een psycholoog dat zegt.”

Helpt het maken van het programma jou ook?Om zoiets te betekenen voor anderen?

“Ja, ik heb het idee dat ik mijn hele leven als het ware ben voorgemasseerd om dit te doen. Alles wat ik heb meegemaakt, alle ervaring, ook op werkgebied, komt hierin tot uiting.”

Ze geeft voorbeelden van de opgedane kennis. En van de kinderen uit het programma, waar ze als een blok achter staat. Als ze het heeft over een moment dat haar ontzettend raakte, maar besloot de brok in haar keel in te houden om de aandacht niet naar zichzelf uit te laten gaan, zeg ik dat dat aangeeft hoe oprecht ze het proces is aangegaan. Ik zie aan haar gezicht dat dat ook raakt. Het is een compliment, en die komen nog altijd moeilijk binnen. Maar het zegt ook iets anders: toch, altijd weer, eerst anderen.

“Mijn man zegt ook altijd: “je bent een apart figuur.” Ik ben ook niet van de hele grote groepen, meer iemand van een op een. Ik ga wel naar premières enzo, dat zie ik ook als een uitje, maar dan zoek ik ook altijd iemand uit met wie ik een feeling heb. Mijn vrienden zie ik ook niet vaak, ik heb ze in mijn hart. Dat hoef ik niet te belichamen door in de auto te stappen.”
Haar toon wordt wat aarzelender, het spreektempo wat minder. “Daar moet ik me vaak voor verantwoorden. Maar ik ben gewoon niet zo van de kletsgesprekken, van dat soort lichtheid. Ik ben vaak alleen, dat heb ik ook nodig. Misschien ben ik nog steeds wel een soort kluizenaar, licht depressief.”



Claudia Schoemacher- van Zweden (1970) heeft  een boek geschreven over haar jeugd; Kind van de onderwereld, waarin ze dieper ingaat op de gevolgen van het niet erkennen van verdriet van kinderen van gedetineerde ouders.
1 mei is haar programma “Je ouders in de lik”bij de TROS op NL3 van start gegaan.






woensdag 25 april 2012

Slotzaken



Nu het project is afgerond, is het natuurlijk leuk om te kijken of de door mij gevoelde veranderingen ook een wetenschappelijk te onderbouwen basis hebben.
Met andere woorden, is het effect aantoonbaar?
Het kan namelijk ook zo zijn dat ik me helemaal jofel voel, maar dat het eindresultaat hetzelfde is als na de vuurloop van Emile: nihil.
Dat zou best lullig zijn, want dan heb ik er op de lange termijn nog niks aan.

Dus.
Voordat ik de uitslag van de tweede test bij Ron Henfling kreeg,( zie voor de eerste, voorafgaand aan de trainingen, de post “Hartzaken” eerder op deze blog) heb ik aan Prof. Dr. Judith Homberg, medewerker aan de Neurobiologische afdeling van de Radboud Universiteit Nijmegen en winnaar van de Young Scientist Award 2011, gevraagd wat het effect op mijn hersens zou kunnen zijn.
Neurobiologie is, zeg maar, het ‘Wij zijn ons brein” gebied van de neurologie. Mijn vraag aan haar was simpel; kunnen er, door de training die ik onderga, blijvende gedragsveranderingen optreden? Of, iets gerichter; zijn mijn hersens in staat om, als ik op deze manier mijn grenzen leer stellen en mijn zelfvertrouwen vergroten, nieuwe verbindingen te kweken of nieuwe beloningsgebieden te activeren?
Het antwoord is ietwat technisch maar vooruit, bijt er maar doorheen:

“Er is een mechanisme, genaamd epigenetica,dat via omgevingsfactoren de expressie van genen langdurig kan veranderen. Deze genen liggen vast vanaf de geboorte en veranderen in principe niet meer, maar epigenetische veranderingen, veranderingen in DNAstructuur en daarmee genexpressie, stellen ons in staat om te leren van ervaringen als een  moleculair geheugen waarvan de gevolgen jaren later nog zichtbaar zijn.
Ik kan me voorstellen dat de trainingen die jij ondergaat ook epigenetische veranderingen induceren, wat jou in staat stelt op een later moment in het leven zware fysieke of mentale stressvolle situaties het hoofd te bieden. Dit zijn een soort neuroplastische veranderingen ( “ braintraining”; http://addkenmerken.net/neuroplasticiteit/neuroplasticiteit-en-gedachten/ ,D), en als er een trigger is kan genexpressie zodanig veranderen dat je de tools uit de kast haalt om naar de situatie te kunnen handelen. En de genen die tot expressie kunnen komen - of juist onderdrukt worden- zijn vaak betrokken bij die neuroplastische processen zoals meer of minder contact tussen neuronen (zorgen voor de verbinding tussen verschillende hersendelen, D.)  en zal je reactie op stimuli uit de omgeving veranderen. In positieve zin, maar soms ook in negatieve. Als je kijkt naar mensen die succesvol zijn in sport of beroep, zijn dat vaak mensen die niks cadeau hebben gekregen en hard hebben moeten vechten.
Controle of iets doorstaan kan dus inderdaad het beloningssysteem activeren.”

Mijn hersens zijn zodoende druk aan het werk geweest. Ja, nieuwe verbindingen en beloningsgebieden kunnen dus ook later nog aangelegd worden. En ja, de verandering is ook blijvend.
Ze benadrukt wel dat het op deze specifieke manier nog nooit onderzocht is, en dat het ook belangrijk is dat het verrijkend  gevonden wordt. Als het alleen maar als uitputtend wordt ervaren is werkt het niet.
En daarmee komen we weer terug bij Prof. Harm Kuipers; doorzettingsvermogen moet wél in aanleg aanwezig zijn.

Kijk eens aan. Tot zover het neurobiologische gedeelte, en met die wetenschap in het achterhoofd ga ik op naar Ron voor de orthomoleculaire uitslag.
Daar mag ik weer aan de inmiddels vertrouwde muis die de elektomagnetische waarden van mijn organen meet. Oef. Spannend.
Een van de motto’s van Krav Maga is “lichaam volgt hoofd”. Dit gaat eigenlijk op bij grepen waarbij je iemand aan het hoofd vasthoudt zodat iemand, om zijn eigen nek niet te breken, wel mee móet bewegen, maar zou ik, door me lichamelijk sterker te voelen mijn gevoel mee kunnen trekken en daarmee ook weer de daarmee corresponderende delen van mijn lichaam? Ergo;hoofd volgt lichaam volgt hoofd?
Het antwoord verschijnt al op het scherm.




Ik heb blijkbaar in de recordtijd van vijf weken, door me te laten afbeulen en weer opbouwen, me maanden of jaren van therapie bespaard.
Hoe cool is dat. Fantastisch. Ik word er helemaal blij van, voor zover ik dat nog niet was inmiddels.
Mijn grenzen: van rood naar groen. Opgebouwd dus.
Mijn huidwaarden ( die aan die grenzen gekoppeld zijn): in het groen.
Mijn voedselopname: is van rood naar geel gegaan. Twee stappen verbeterd, nog niet groen maar op de goede weg.
Dit is weer gekoppeld aan vertrouwen, wat hard aan het versnellen is, want mijn veiligheidsgevoel staat ook in het groen.
Alleen mijn botwaarden zijn rood geworden.
Daar kijk ik niet van op. Ik was geregeld bont en blauw.
Plus, ik heb nu een meniscus die broodnodig aan rust toe is en bovendien wordt er door krachttraining meer druk op het skelet gezet, waardoor er nieuw botweefsel moet worden aangemaakt. Dit is op termijn gezond, en correspondeert met het gevoel van ondersteuning wat nu ook rood uitslaat. Maar dat geneest door rust, waardoor alles zich nog meer settelt, en is work in progress.
Ik kon ook moeilijk verwachten meteen kant en klaar afgeleverd te worden, maar dit alles binnen vijf weken…tsjonge.



Niet dat ik me nu voel alsof ik geslaagd ben voor een examen, door deze uitslag, maar toch bevestigt het wel dat het af en toe goed is om een tijdje flink over je grenzen heen te gaan. Om ze weer sterker op te kunnen bouwen.
Niks mis mee. Neale Donald Walsh zei het al:
Life begins at the end of your comfortzone.




 Voor meer info over de NES-test;


Of tel.nr:
Ron: *31 (0)43 408 2560

Voor meer info over de training die ik heb gevolgd:
www.g-safe.eu



donderdag 19 april 2012

Last Dance


De laatste training zit erop.
Terugkijkend op wat er in die vijf weken gebeurd is, is dat nogal wat.
Ik heb geleerd hoe te handelen in een gevechtssituatie, en hoe balans te vinden op rare momenten.
Ik heb geleerd dat ik een stuk meer kan dan ik zelf voor mogelijk had gehouden.
En het allerbelangrijkste; ik heb leren doorbijten ( soms letterlijk), en niet op te geven.
Maakt niet uit wie je tegenstanders zijn, want het vaakst ben je dat zelf. In een onzekere bui lukt het soms niet om je onderbewustzijn tot stilte te manen, maar sissen en fluisteren er bange stemmetjes door je hoofd: “je kunt het niet, waarom zou je iets beter kunnen dan een ander?”
Dan krijg je rubberen knieën of voel je je op alle fronten verslappen.
Ik heb doosjes van de zolder in mijn hoofd gehaald en ze opnieuw geopend. Dat was pijnlijk, maar noodzakelijk. De bezem erdoor, om fris opnieuw te beginnen.

Om de boel af te ronden mag ik alles uit de kast halen wat aan bod is gekomen, de koprollen – nu vanuit actie, de ademhaling, de trappen, de stoten en vooral, het doorgaan.

Want uiteindelijk is het dat waar het al die tijd om gedraaid heeft; een gevecht aan te kunnen als je al dood- en doodmoe bent.
Een gevecht is nooit leuk, het is niet mooi, niet stoer en als je kunt moet je het vermijden, maar net als met stress komt het nooit op een moment dat het uitkomt. Nooit als je er klaar voor bent. En meestal als je denkt; nu kan het echt niet erger, I’ve hit rock bottom, moet het ergste nog komen.
Dus kun je maar beter zorgen dat , ook als je dingen niet aan ziet komen, je in elk geval in staat bent ze het hoofd te bieden.

Vandaar nog een rondje extra, en zoals gewoonlijk denk ik er na de eerste worstelpartij weer vanaf te zijn.
Die is al zwaar, ondanks aanmoediging vanaf de zijlijn, maar het verschil met de eerste keer was dat ik nu meer in staat ben openingetjes, hoe klein ook, te zien. Die probeer ik te gebruiken, alleen worden die keer op keer in de kiem gesmoord: hup, terug jij.
Op de momenten dat het niet meer lukt met techniek grijp ik terug naar de ouderwets vrouwelijke manier – ik krab tot bloedens toe.
Who cares, ik lig hier te vechten voor m’n leven en als ik me met m’n nagels naar de finish toe moet werken, dan moet het maar met m’n nagels.
Ook een raar gegeven trouwens, mijn hele leven heb ik een soort terughoudendheid gehad om mensen, wat ze ook deden, pijn te doen. Ik kan wel stellen dat die weg is, die terughoudendheid. Heel even flitst er een “ai” door mijn hoofd als ik een stuk vel van Gabriel’s oor tussen mijn vingers voel, totdat ik besef dat ik me daar overheen zal moeten zetten. Mijn armen liggen evenzeer open en daar gaat hij ook niet bepaald teder mee om.
Mezelf bevrijden, daar gaat het om.



Als dat gelukt is kan ik nog een keer aan de bak. Hè? Ik dacht dat ik klaar was. Nee, natuurlijk niet.
Ik mag weer in mijn lievelingsdwangbuis en moet nog een keer los zien te komen.Die allerbelangrijkste les mag ik nu in praktijk brengen: niet opgeven.
Ook al ga ik twintig keer neer, en ik ben moe, zo moe, ik blijf me omhoog werken en terugvechten. Er borrelt van alles bij me op, ik sta hier niet voor niks mezelf in het zweet te werken dus wat heb ik geleerd? Komop. Zelfs professor Harm Kuipers schiet door mijn gedachten, ik probeer alle tools die me zijn aangeleverd te gebruiken, alle lessen van iedereen die op mijn pad is gekomen te benutten. Tegenslag om te zetten naar winst.

Het moment dat ik me los kan rukken slaat niet in als een bom, het duurt even voordat ik besef dat ik mijn eigen grenzen heb verlegd.
Maar dan durf ik het ook voorzichtig toe te laten, ik heb, misschien zelfs voor het eerst in mijn leven, mijn angsten gebruikt  om mezelf te redden. Ik heb ze nu eens niet klakkeloos opzij geschoven maar ze erkend voor wat ze zijn: mijn eigen mentale PK’s om me nog even te boosten als ik dat heel hard nodig heb.

Ik heb een cadeau gekregen wat ik de rest van mijn leven nog heel vaak ga uitpakken.







vrijdag 6 april 2012

Champ




Om wat meer zicht te krijgen op hetgeen ik aan het doen ben, wilde ik graag met iemand praten die me dat zowel wetenschappelijk als ervaringsdeskundig kon uitleggen, iemand die ik ongelooflijk dankbaar ben omdat zijn tijd onvoorstelbaar kostbaar is:
Professor Harm Kuipers, hoogleraar Sport, Bewegen en Gezondheid, tevens oud-wereldkampioen langebaanschaatsen.
Hij verklaart wat er met me gebeurt, en hoe daar een vertaalslag naar het bedrijfsleven, relaties, studies en andere persoonlijke doelen van te maken is. Ik leg me langs zijn meetlat.

Waar ik iemand heb die me telkens een stukje verder dwingt dan ikzelf dacht te kunnen, deed Harm dat bij zichzelf – hij was zijn eigen coach, en combineerde zijn sportcarrière daarbij nog eens met een studie geneeskunde.
Iets wat ik bewonderenswaardig vind. Om jezelf zo te kunnen pushen getuigt van een enorme wilskracht. Dat, zo blijkt maar weer eens,is de crux van het hele verhaal. 

Zijn uitleg:
-         Elke prestatie die je wil bereiken bestaat, op een 100 procentschaal, voor 70% uit aanleg ( “talent”) en voor 30%  uit training.
-         Die aanleg kan bestaan uit bouw, karakter, mentaliteit of IQ.
-         100% is topsport, maar iemand  met een aanleg van bijvoorbeeld 30% kan zijn doel door te trainen ( of studeren, of werken) ook weer met 30% verhogen. Als je je persoonlijke top maar haalt.

“Het verschil echter, tussen winnaars en verliezers, tussen doorzetters en voortijdige afhakers, is een kleine 1% van dit alles.
Dat is het vermogen om, op het moment dat het ertoe doet, je mentale PK’s te voorschijn te halen. De wil te vinden door pijn heen te gaan en boven jezelf uit te stijgen.
Dit kun je filosofisch, wetenschappelijk of zelfs religieus uitleggen, maar voor alles wat je heel erg graag wil, zul je verdomde hard je best moeten doen. Gemakkelijk bestaat niet.En ja, dat kost bloed, zweet, en tranen.”

Ik zie ook wel eens mensen die echt tegenslag na tegenslag krijgen. Daar snap ik het wel van dat ze het niet meer op kunnen brengen.

“Gebrek aan doorzettingsvermogen kun je niet zomaar terugvoeren op een slechte jeugd, of op wat deuken die je hebt opgelopen. Want waarom gooit de een het bijltje er bij neer, en waarom spoort het een ander juist aan iets van zijn leven te maken? Ik geloof dat dat in aanleg aanwezig moet zijn. Dat zijn die mentale PK’s. Je moet ze alleen tevoorschijn weten te halen op het juiste moment. En daar heeft de een meer aanleg, talent dus, voor dan de ander.”

Ik vraag of dat te maken heeft met hoe je aankijkt tegen mislukkingen, met mijn eigen crash in het achterhoofd.

“Dat was geen mislukking! Je bent eerst moegemaakt door een man van twee meter breed, veel sterker dan jij. Heb je alles gegeven wat in je zat?  Dat is wat telt. In 1974 werd ik tweede tijdens het wereldkampioenschap. Ik wist dat ik moest schaatsen tegen iemand die op die afstand veel beter en sterker dan ik was, en dat het heel, heel zwaar zou worden. Het enige wat ik kon proberen was zo dicht mogelijk bij hem in de buurt te blijven schaatsen, voor zo lang als ik kon. Dat heb ik niet tot op het laatst volgehouden, ik zag niks meer, het was zwart voor m’n ogen. Mijn hoofd bonkte, alsof het uit elkaar kon springen. Uiteindelijk werd ik tweede, maar dat telde voor mij meer als de eerste plaats het jaar erop, omdat het mijn meest zwaar bevochten finish was. Ik was leeg, en meer had ik niet kunnen geven. Maar ik had een persoonlijke grens verlegd, mezelf overwonnen. Daarna voelt alles anders als dat punt. Put juist kracht uit tegenslag en verlies.Vanuit daar bouw je op.”

Ik denk de bedoeling te begrijpen van de training, de gedachte erachter. Mijn mentale PK, mijn nitrobutton is ingebouwd.

“Nee, die had je al. Je leert 'm nu te bedienen.Ieder mens is vanuit de oertijd geconditioneerd op overlevingsdrang, survival of the fittest. Daarbij draait alles voortdurend om keuzes maken, op het juiste moment. Vecht je, of vlucht je? Dit kun je ook zien als vluchten voor jezelf, of het gevecht aangaan met jezelf om verder te komen, dingen te bereiken. Studeer ik, of ga ik op stap? Zelfdiscipline. Je had het zwaar, maar je gaat toch door? Ook dat zijn keuzes. Leer daarvan.”

Van een wereldkampioen beschouw ik dat als een compliment. Maar dan moet je ook echt in jezelf en je keuzes blijven geloven, niet altijd gemakkelijk.

“ Iedereen twijfelt wel eens, maar dat geloof is belangrijk.Toen ik voor het eerst tegen de “grote jongens”moest rijden leidde mijn gebrek aan zelfvertrouwen er wel eens toe dat ik mentaal al verslagen was, terwijl ik nog moest rijden- het Calimero effect. Toen ik me dat realiseerde kon ik me  mezelf toespreken als ik het gevoel van slappe benen had: normaal heb je dat ook niet, dus het is inbeelding en je kan het. “



Het geloven in zichzelf, de veerkracht om tegenslag tot winst om te draaien en zijn  PK’s gebruikt Harm nu harder dan ooit; hij is sinds 2010 gediagnosticeerd met prostaatkanker, en sinds eind 2011 ook met slokdarmkanker. De tijd die hij nog heeft besteedt hij aan sportvliegen,-  "het gevoel van vrijheid"- en het helpen van andere mensen.

Ik vind het bijzonder dat ik daar heel even een van heb mogen zijn.
Dank je wel Harm, you’re a true champion.
Een voorbeeld, en een enorme inspiratie.


woensdag 4 april 2012

Ondersteboven





Yoga.
Dat zag ik niet aankomen.
Niet dat ik nu op een matje “oooooohm” heb zitten zoemen, maar aangezien het allemaal om balans draait: de kopstand.

Heb ik even opgezocht. Want wat is hier de bedoeling van? Swami Satchidananda – breek daar je tong maar eens over- zei:
“Op je hoofd kunnen staan, betekent veeleer op je voeten léren staan.”
Aha, voilà.
Er wordt aangeraden deze oefening in fases, over enkele dagen verspreid, te doen zodat lichaam en geest kunnen wennen. Nu hebben lichaam en geest toch al de nodige opdonders te verduren gehad de afgelopen tijd, en zijn ze inmiddels gewend zich snel aan te passen. Het leverde dus geen problemen op om dit er in tien minuten doorheen te jassen. Toch was niemand was meer verbaasd dan ik toen ik daadwerkelijk op mijn hoofd stond. Wow.

Het schijnt ook wonderbaarlijke effecten te hebben, en ik citeer:
“In de kopstand is de druk tussen wervels andersom. De wervelkolom zoekt een goed evenwicht. De aders kunnen zich volledig ontdoen van hun onzuiver aderlijk bloed (wat is dat?! D.) en krijgen de tijd om hun elasticiteit te herstellen. Hersenen en aangezicht worden extra doorbloed. De huid van het gezicht wordt weer strak en fris.”

Zo zag het er niet uit, maar dat effect komt waarschijnlijk later nog. Elasticiteit is altijd goed.
Een ander effect wat zich wel eerder aandiende – waarschijnlijk door de extra doorbloeding van de hersenen, dat zal het zijn- was dat ik nu eindelijk eens terug begon te knokken. Toen ik heel moe was.
Heel lang overheerste het gevoel in mijn armen, en was het enige wat ik dacht : Zo.Het is wel klaar nu. Genoeg geoefend. Ik heb dorst. Ik wil m’n flesje drinken.
Niks ervan. Niks flesje en al helemaal niks klaar. Doorgaan met stoten, hup.
Pas toen ik tegen de muur geplakt werd en de druk weer te groot voelde worden hoorde ik ineens een zielig “neeeee” uit m’n keel opborrelen. Was ik dat? Ja, blijkbaar, want daar waar dat eerst niet lukte, was ik nu in staat een zwieper te geven en los te komen. Hoe? Ik heb geen flauw idee.
Kennelijk vielen de stukjes op hun plaats en had ik m’n reservebatterij gevonden. Next thing I knew is Gabriel die met zijn armen een hoerabeweging maakt.
“Proficiat, je hebt zojuist 105 kilo aan de kant gesmeten.”
Vond ik best een doorbraak.
Ik was er compleet ondersteboven van.





Fotografie: Michel Vanderhoven

  
Slideshow: Waselino

  
Voor meer informatie over zelfverdediging op basis van Krav Maga: www.g-safe.eu

maandag 2 april 2012

Pics, part two

Michel Vanderhoven, the floor is yours again….
More actionpics


So check the facebook fanpage:

www.facebook.com/MichelVanderhovenPhotography
MichelVanderhovenPhotography

Slideshow by Waselino, also on Facebook :https://www.facebook.com/waselino

zaterdag 31 maart 2012

Baksteen



Het deksel is van de put.
Het lijkt wel alsof ik, door alles opnieuw onder ogen te zien, sommige ghosts of christmases past opgeroepen heb om nog eens te komen spoken.
Maar dan in levende lijve. Niet fijn.
Want nu komt het moeilijkste stuk; toepassen wat ik de afgelopen tijd geleerd heb.

Ik geloof wel in een wet van aantrekkingskracht- als je wat extra kracht nodig hebt, komen er vanzelf mensen op je pad die je daarbij helpen.  Zoals in Eat, Pray, Love. Maar dan anders.
Ik schrob geen tempelvloeren, als er al een God bestaat heeft ie het verstand gehad om in te zien dat dat een kansloze missie bij mij was geweest. Ik zou óf in slaap gevallen zijn, óf een herstructureringsaanpak op touw hebben gezet om dat gemediteer wat vlotter te laten verlopen. Geduld is een schone zaak, maar niet de mijne. Ik ben meer van de snelle imprint, en later een update’tje hier en daar.
Ik vind geen zin in zinloosheid, maar heb wel een stuk zachtheid hervonden door iets hards te gaan doen. Een stuk vrouwelijkheid terug door iets mannelijks te ondernemen.
Wat zich thuis ook weer terugvertaalt, tot groot genoegen.

Geen monniken dus op mijn dak, wel het iets grovere werk.
Uitgaande van die wet van aantrekkingskracht, er is een gezegde dat luidt: het universum gooit eerst kiezelsteentjes, om je aandacht te trekken. En als je niet wil luisteren krijg je een baksteen op je kop.
Daar geloof ik ook in. Want wat krijg ik?  Een bloody big baksteen.
Gabriel is meer een soort Drentse kei.
Een die letterlijk en figuurlijk zo over me heen gaat dat ik wel moet luisteren, want voor minder doe ik het niet. Dan stoom ik gewoon door.
Een die telkens als ik denk dat ik het helemaal doorheb, laat zien dat ik nog steeds met één vinger naar beneden te duwen ben.
En zo al mijn zwakke plekken blootlegt.
Ik heb de halve tijd geen flauw idee wat nu de bedoeling is. Niet weten wat je te wachten staat is best lastig.
Een lesje in nederigheid. Geen onderworpenheid, dat is iets anders. Wat het wel is: niet laten leiden door mijn ego maar door mijn kern.
Krachtiger worden door zachtheid niet weg te stoppen.
Niet overschreeuwen, maar nadenken. Als de druk en het gewicht op sommige plekken te groot worden, adem. En denk na.
Hou spanning niet vast, laat het los.
Dat hou ik mezelf nu maar voor.
Adem, Daan, ontspan. Denk na, en vertrouw op jezelf.






www.g-safe.eu
Facebook.com; Michel Vanderhoven Photography

dinsdag 27 maart 2012

Sleutel



Na de crash van vorige keer leken mijn hersens  zeker een halve week op macaroni uit een snelkookpan; één grote brij.
Het effect was, net als bij spierpijn, na twee dagen op zijn hevigst.
Toen besloot de macaroni dat ie nu beslist overgaar was, er moest wat kookwater uit de pan. Nadat ik eerst huilbuien kreeg op ongemakkelijke momenten – als je dat overkomt in de supermarkt voor het groenteschap kom je best labiel over-   werd ik  opstandig. Alles was té dichtbij  gekomen, er was in mijn ziel geroerd, verdorie. Dus zocht ik een manier om weer afstand te creëren. Tot mezelf in de eerste plaats,maar de gemakkelijkste weg is natuurlijk langs anderen.
Kortom, ik was niet bepaald een plezier voor mijn omgeving, ik zocht ruzie en wie het wou kon het krijgen ook.

Gelukkig is mijn omgeving wijs genoeg om daar niet op in te gaan, anders was ik in de val van mijn eigen ego getrapt. Pijn is als je persoonlijke doos van Pandora: je kunt het proberen te  overschreeuwen, maar eenmaal geopend is het overal. En vooral  geen ruzie mee zoeken, dat verlies je geheid.  Nadat het me de laatste keer vol in het gezicht sloeg, vond ik het ook welletjes. Een keer was genoeg.

Terugkomend op die vorige keer:
Exit poging om een raam te zoeken. Ik wou zo hard dat het er was dat ik niet zag dat het zinloos is om dingen te zoeken die er niet zijn.
Volg de weg van de logica:  zoek een sleutel, dan kun je deuren openen en sluiten als het jezelf uitkomt.

Zo. Genoeg metaforen. Op naar het echte werk.
Helemaal opgepompt voor nog een slooppartij kom ik er deze keer achter dat het niet altijd een tranendal hoeft te zijn. Het kan ook ontspannen en balans is het sleutelwoord.
Dat komt jammer genoeg niet aanwaaien, het vereist oefening. Meer in mijn hoofd dan met mijn spieren, aangezien ikweer tegen mijn instincten in moet gaan: bij inspanning  niet adem inhouden maar juist uitademen. Enjoy the moment. Op een spanningspiek even vasthouden terwijl je lol probeert te hebben en blaast.

Hoe oefen je dat?
Met een koprol. De hoogte in, halverwege vasthouden, niet doorrollen. Dat ziet er wat kolderiek uit, maar het is het resultaat wat telt tenslotte en zo is het ook gemakkelijker om die lol te hebben.
En met duwen. Bij tegenstand geen verzet, want daarmee put ik mezelf alleen maar uit. Dan ben ik weer ramen aan het zoeken en ik heb al vast kunnen stellen dat dat een gebed zonder einde is.
Nee, meegaan met de beweging terwijl je balans zoekt. Dansen als het ware.
Ook met m’n ogen dicht. Even de zintuigen uit en vertrouwen op gevoel.
Dat klinkt gemakkelijker dan het is, ik val behoorlijk om. Toch begint de gedachte erachter wel te groeien. Don’t play it hard, play it smart.
Deze nieuwe modus werpt frustraties op als ik me weer onder Gabriel uit moet worstelen. Vanuit stresspositie. Ik blaas, ontspan en friemel me een ongeluk om  los te komen maar hij leest nog net niet de krant.
Ik denk, ik denk na als een gek, toch voel ik me als Jamie Lee Curtis in de eerste Halloween – als ze bij het huis van de buren probeert binnen te komen op de vlucht voor Michael Myers-: “The keys!!! The keys!!!”  Ze weet dat ze in haar zak zitten, alleen kan ze ze in haar onrust niet goed vinden.

Die onrust gaat er nog wel uit, en dat zal de ene keer gemakkelijker gaan dan de andere. Ik weet nog niet waar dit naar toe gaat, welke kant ik uitgewerkt word.
Toch, die sleutel, ik heb hem in zicht.


dinsdag 20 maart 2012

Crash


 

      
Misschien moet ik kleine lettertjes gebruiken.
Want als ik dit zou voorlezen, zou ik het fluisterend doen.
Na de tweede training schoot me een verhaal te binnen dat ik lang geleden las.
“De foltering van de hoop”, ( voor de leesgierigen;  La torture par l’espèrance, Torture by hope door  Auguste de Villiers de L’Isle-Adam) over een man, gevangen in een kerker.
Dromend van zijn familie, en van de dingen die hij wil doen als hij weer vrij zal zijn. Wat denk ik iedereen doet die in de bak zit, tot dusver niks bijzonders.
Maar dan ziet hij opeens dat zijn kletsende bewakers de deur niet goed dicht hebben gedaan- die staat op een kiertje. Hij ruikt zijn kans. Wacht tot de bewakers in slaap zijn gevallen, en héél voorzichtig sluipt hij, bevriezend bij elk geluid, richting uitgang. Hij voelt de frisse nachtlucht, en ziet in gedachten al de sterren waar hij zometeen onder zal lopen. Steeds verder, tot hij nét buiten de poort is. En daar wachten andere bewakers hem op. Hup, terug de cel in.
Poging mislukt. Desalniettemin, hij heeft wel geproefd van de vrijheid. Dus als een tijd later weer de deur openblijft, herhaalt het ritueel zich. Weer wordt hij teruggehaald, nu net voor de poort.
Week na week, hetzelfde, steeds iets eerder. Na de zoveelste keer durft hij er niet meer in te geloven, hij geeft het op.
De deur van zijn cel is daarna altijd opengebleven. De muren zaten in zijn eigen hoofd.
Neem mensen hun hoop af en ze bestaan niet meer.
Wat een horror, dacht ik.

Deze keer gaat het, en ik druk me voorzichtig uit, een tandje harder.
Mijn belevenis is er in eerste instantie wel op vooruitgegaan, gelóóf maar dat ik tegenwoordig op mijn ademhaling let.
Dus als  ik moet kruipen met een zandzak, springen met een zandzak, draaien op een bal, lopen op vuisten en voeten en zwaaien met een kettlebell puf ik alsof ik weeën heb, en het werkt ook nog. Geen ademtekort, ha, pak aan. Mij krijg je niet meer gek. Zelfs de frustratie als ik het steeds opnieuw moet doen heb ik ingecalculeerd.
Stoten op een bewegend doel; ik let erop niet al m’n krachten te verspelen.
Ik ben bijna trots op mezelf.
Mijn armen worden wel moe. Spieren beginnen te verzuren.
Maakt niet uit, doorgaan.
Dan, wéér dat pak, wéér die benauwing. Ik moet vechten tegen iemand die nog helemaal fris is, ingepakt zodat ik hem niet kan raken. Ik krijg bokshandschoenen aan om geen grip te kunnen hebben, en touwen aan mijn schouders waaraan ik teruggerukt word als ik aanval.
Ik probeer het, maar wanhoop groeit. Zeker als ik bij elke ruk ook nog een ram in mijn rug krijg.
Ik val aan, het is kansloos. Ik ga ervoor, maar telkens word ik weer op de grond gesmakt.
Ik zou dit moeten kunnen, anders krijg ik het niet voorgeschoteld, toch?
Ik probeer te ademen, en voorbereid te zijn. Toch kan ik niks, bereik ik nog minder.
De houdingen, het constante falen, de druk op mijn borst, het triggert iets. Kracht verdwijnt steeds meer. Het voelt zo machteloos dat ik niet meer focus en mijn grootste tegenstanders niet aan zie komen; de demonen in mijn eigen hoofd.
Als oude bekenden staan ze plotseling onuitgenodigd op de stoep. Ze sleuren me mee langs de landkaart van mijn gedachten, door onverlichte steegjes, putten en afgronden waar ik nooit meer in hoopte te hoeven kijken. Ze zijn te diep. Ik wil er ook niet in kijken, want ik weet niet meer waar ik ben, overal, maar niet hier.
Ik geef op, ik ga neer, ik ga out. I crash and burn.
Dit voelt kut,  heel erg kut.
Het verschil is alleen dat dit in een gecontroleerde omgeving gebeurt – ik hoef het niet alleen te doen. Deze keer heb ik hulp om alles recht in de ogen te kijken.
Ik zit in die kerker, slinger heen en weer tussen hoop en angst. Ik lik mijn wonden, en probeer te hergroeperen. Ik weet totaal niet meer wat gezegd is tijdens het eindeloze praten erna, maar ergens heeft het toch wortel geschoten.
Fuck hoop. Fuck deuren. Ik ga op zoek naar een raam.
Ik gelóóf gewoon dat het er is.








zaterdag 17 maart 2012

Pics




De foto’s bij mijn posts worden gemaakt door Michel Vanderhoven.
Wel even  het extra vermelden waard, dacht ik zo.

Gespecialiseerd in pop/rock fotografie, maar geïnteresseerd in alles wat rock ’n roll is…

Een impressie van de rest van de foto’s, muziek van Jakob Dylan.

Voor info;
https://www.facebook.com/MichelVanderhovenPhotography/info



dinsdag 13 maart 2012

Dreun







Diepgravend zei ik, diepgravend wilde ik te werk gaan.
De grenzen van wat ik kan? Geloof me, ik heb ze gevonden.
Het was pijnlijk, het was confronterend, het was lelijk, maar vooral; nieuw.
En het is het waard. Ik ben er nog lang niet, zoveel is duidelijk, maar de kop is eraf.
Die van mij ook, bijna.

Gabriel mag een grote teddybeer lijken, maar dat lijkt dan ook alleen maar zo. Als ie z’n legerstem opzet is het ineens hele andere koek.
Ik dacht dat de drillsergeant uit Full Metal Jacket veeleisend was, maar godallemachtig,i’ts a purrin’ pussycat compared to this bad-ass motherfucker.

Die grenzen moesten dus opgezocht worden. Wil ik me daaroverheen  kunnen trekken, moet ik ze eerst bereiken. De bereidheid is er, so let’s get this party started.
Bij de warming up begint het; één centimeter te hoog en ik kan aan de push ups. Je denkt dat je iets goed doet, maar nee, het moet beter, het kan beter. Ok. Pittig, maar niet onoverkomelijk.
Vervolgens wordt het tempo steeds opgevoerd, naar buiten, rennen over pallets en autobanden, erop springen, er weer af, door een auto heen, balanceren, stoten.
Hier begint mijn luchtpijp al omhoog te kruipen, maar wordt nog wat verder in de krimp gejaagd met wat duw- en trekwerk.
Probeer maar eens 105 kilo mens van een pallet te duwen als jezelf 56 kilo weegt; alsof je een olifant in een luciferdoosje wil doen.
En weer door. Doorrennen, doorkruipen, doorstoten. Nog steeds heb ik het gevoel het wel aan te kunnen, ik wil dit, en no way in hell dat ik opgeef. Dat wordt ook steeds gevraagd; “ga je opgeven?!” ga je opgeven?!”
Nee. Integendeel. Ik word steeds verbetener. Ik wil winnen.
Waar ik maar kan probeer ik op adem te komen, in twee seconden tussendoor, tijdens een korte uitleg, waar dan ook. Maar de marges waarbinnen ik mezelf kan herpakken worden steeds kleiner gemaakt.
Ik red het niet meer met verstand op nul en blik op oneindig.

De ademruimte wordt steeds krapper.
Er is bijna niks meer over als  ik ingesnoerd word in een stootpak met  hoofdbescherming. Ik hoor mijn adem, ik voel hem, ik adem hem opnieuw in, onder die warme helm.
Rennen, met het pak aan. “Zuurstof”, denk ik. “Alsjeblieft.” Ik visualiseer uithoekjes in m’n lijf waar ik het vandaan pluk.
Maar het kan nog zwaarder.

Tot op dat moment wist ik niet dat ik kon vliegen, maar nu weet ik het wel; I’m officially airborne. Omdat door de helm mijn zicht beperkt wordt, zie ik de klap niet aankomen –  ineens vlieg ik door de lucht en kom een paar meter verderop neer. Hard, en het duizelt, ik zie sterretjes. Verdomme. Beter opletten. Opkrabbelen, doorrennen, nieuwe aanvallen ontwijken, opvangen, mijn balans terugvinden. Meer klappen, meer stoten. Doorgaan.
Dan; het lukt niet meer, de lucht is weg. Ik kan niet meer ademen, mijn longen werken op de een of andere manier niet met me mee. Dat wat ik tot dusver als vanzelfsprekend aannam, is er niet. En paniek slaat toe: ik wil de helm afrukken en naar adem snakken. Ik hyperventileer. Ik voel me gevangen, ik wil eruit, dat is alles wat er nog over is aan gedachten. Iets anders is er niet.
Gabriel schreeuwt dat ik moet blazen, blazen en niet in moet ademen. En dat de helm nog niet af mag. Pas als hij het zegt. Ik haak in op zijn blik, hij moet me erdoorheen slepen.
Het gevoel van onmacht wordt zo groot dat er iets klikt in mijn hoofd.  Dít is mijn grens, mijn angst gevangen te zitten in mezelf. Geen meester meer te zijn van mijn eigen gedachten. Afhankelijk te moeten zijn van iemand anders om me te redden.
Ineens besef ik het: ik ben mezelf aan het bevechten. Niet hem.
Ik ben me aan het verzetten tegen mijn eigen grens. Tranen prikken, het doet pijn. Het voelt als een grens van prikkeldraad, door mij gespannen.
En de enige die daar doorheen kan kruipen, ben ik. Niet vechten, maar geloven.
Moed keert terug. Nee, moed is het woord niet. Een aanname, gebaseerd op uitputting. Er is gewoon geen ruimte meer voor iets anders.

“Dit kan ik”, denk ik.
En ik merk dat ik verder kan lopen.
Mijn tweede eerste stapjes.




Fotografie: Michel Vanderhoven